- chop
- n. slag; hakbijl; gehakt vlees; stempel; commercieel merk--------v. hakken; afhakkenchop1[ tsjop]I 〈telbaar en niet-telbaar zelfstandig naamwoord〉1 houw ⇒ hak, slag2 karbonade ⇒ kotelet3 (karate)slag4 〈tennis enz.〉kapbal5 korte golfslag ⇒ korte zeegang 〈door wind tegen stroom〉♦voorbeelden:¶ get the chop • ontslagen worden, gedood worden; afgeblazen worden 〈van project〉II 〈meervoud〉1 kaken ⇒ lippen 〈in het bijzonder van dieren〉2 〈informeel〉smoel♦voorbeelden:1 lick one's chops • zijn lippen aflikken2 he got one night in the chops • hij kreeg een mep vol in het gezicht————————chop2〈chopped〉I 〈onovergankelijk werkwoord〉1 hakken ⇒ kappen, houwen2 voortdurend en onberekenbaar veranderen 〈ook figuurlijk〉♦voorbeelden:1 chop at something/someone • naar iemand/iets uithalen2 chop and change • erg veranderlijk zijn, vaak van mening veranderenwhy do you chop about so much? • waarom ben je toch zo veranderlijk?the wind chopped about/around • de wind schiftte voortdurendII 〈overgankelijk werkwoord〉1 hakken ⇒ kappen, houwen2 fijnhakken ⇒ fijnsnijden3 een (karate)slag toedienen4 〈vaak passief; informeel〉doen stoppen♦voorbeelden:1 chop away some branches • een paar takken weghakkenchop down trees • bomen omhakkenchop off branches • takken afhakken2 chop up parsley • peterselie fijnhakken4 New Pool Plans Chopped • Plannen Nieuw Zwembad van de Baan
English-Dutch dictionary. 2013.